Petronella

Guus – broer – heeft de grafrechten op het graf van opa & oma Glane – de naam van het gat waar ik geboren ben – overgenomen van Toon – neef – die tegen de 80 loopt. Voor 299 euro mogen de stoffelijke resten weer 20 jaar blijven liggen. Het is één van de oudste graven op het kerkhof bij de Rooms Katholieke Mariakerk in Losser, een beetje scheef gezakt maar goed onderhouden.

Dit was de aanleiding voor mij om weer wat meer te willen weten over oma, die als kind al wees werd, althans dat werd gezegd. Petronella Kok werd op 4 november 1880 geboren in Enkhuizen. Haar vader ging stappen in Amsterdam en verdronk met zijn zatte kop in een gracht. Haar moeder vertrok met hun drie kinderen naar familie in Oldenzaal. Daar stierf ze van verdriet, volgens mijn moeder die getrouwd was met haar kleinkind, mijn vader.

Sinds kort weet ik dat het niet waar is, wel dat zij stierf van verdriet, niet dat oma als kind al wees werd. Nicht Bernadet stuurde me rond mijn 60ste verjaardag een kopie van haar bidprentje. Oma’s moeder Petronella Bakker, geboren op 30 november 1842 in Enkhuizen was getrouwd met Jacobus Kok en stierf op 61-jarige leeftijd. Haar leven ging door in het ‘gesticht’.

Bidprentje voor overgrootmoeder Petronella

Bernadet – nicht – schreef dat oma nooit iets wou vertellen over haar moeder, zelf was ik nog maar een kind toen ze dood ging in 1968. Weer een stukje genealogie er bij om over na te denken.

Ik ben zelf 61 jaar nu en inmiddels weet ik wat meer over het gezin herkomst van oma Glane dankzij de informatie die Peter Wester – gepensioneerde geschiedenisdocent van het Carmellyceum – mij stuurde. Dit stukje gaat over oma, wiens graf wellicht niet meer zo lang zal meegaan, wat betekent dat de botten naar het knekelhuis gaan.
Voor die tijd wil ik nog uitzoeken waar Petronella Johanna Bakker aan leed, maar eerst vertel ik het verhaal van het gezin Kok uit Enkhuizen nog eens.

Zie: Petronella 2

Spoor

Het zegt je waarschijnlijk niks maar het is de plek waar ik herboren ben.

In 1984 vond ik na een lange zoektocht een heerlijk kraakpand aan de Amsterdamseweg, nummer 40-42 in Arnhem. Naast ons huis lag het braakliggende terrein van Neproma, waar een poetsdoekenfabriek stond, die net gesloopt was. Het huis naast ons was net niet van de sloop gered, een half afgebroken bouwval. Het gebied ligt pal achter het centrale station, een stuk grond dat op den duur door de natuur werd heroverd. Ik heb mij verbonden met die plek en denk aan dat huis als ik op weg ben naar Boschveld, een heel eind verderop. Ik fiets daar langs het spoor, door het gebied heen dat ooit onze tuin was. Daar werd ik, Twents meisje ‘ik kom uut Losser en ik weet van niks’ een Arnhemse, geworteld in deze stad aan de Jansbeek. Het huis is gesloopt, het station is verbreed met spoor 11 dat over onze oude keukenvloer ligt en heet nu Centraal Station, de Gletsjer.

Kabels in de grond

Langs ons tuinpad verscheen het gebouw van Breedband, en binnenkort wordt hier een rijtje Arnhemse Heerenhuizen gebouwd. Het zal mij benieuwen.

Hooglanders

Hij wou me wat laten zien, en telkens als ik iets moois zag vroeg ik hem ‘is dit het?’ De afgeknakte bomen , door een tornado rondom de Carolinahoeve in 2019, ‘eh, nee’, daar begint het mee. De boom, een driesprong die hij altijd aanraakt, zodra we de bekende Posbank verlaten, ‘eh, nee’. Het vloeiende landschap waar ik edelherten verwacht tijdens de bronst met hier en daar een boom, ‘eh, nee’. Een bankje met uitzicht op de Elsberg en het Montferland, in de verte, dat was het.

De bijna volle maan stond inmiddels hoog aan de hemel, terwijl de zon aan het zakken was, in het Westen. René en ik eten mandarijnen van Odin, hij rookt een sigaret, en er is nog iets, een kunstwerk in the middel of nowhere. Ik zie een totempaal met reuzenhoorns aan de top en daaronder een hele rits kleinere hoorns van Schotse Hooglanders, in brons, in een gebied dat niet op mijn kaart staat. We lopen door, richting het Rozendaalse Veld want het duurt niet meer lang tot de zon onder gaat, via een pad vanaf de Brandtoren, heeft hij ontdekt. Bij het hek dat het gebied afgrenst staan twee jonge Hooglanders te dollen, terwijl wij daar langs moeten, een pink buigt met kop en hoorns naar de grond, een kalf hupt op en neer. De moeder staat een eindje verderop met een kleine kudde bij een bosje, heeft ons al gezien en richt haar blik op ons. We lopen langzaam door terwijl zij dichterbij komt, wij van het pad af, wachten achter een boompje met een grote kruin. Er komen meer wandelaars bij ons staan, een moeder met een jochie dat een bot met zich meezeult, gevonden. Een stel met een jong kind op de arm gaan ook van het pad af, bij ons staan. Mamsie staat inmiddels bij haar kleintjes, tussen ons en het hek, wij kiezen voor het vijflaagse prikkeldraad. De jonge vader trekt de onderste draad stevig omhoog zodat ieder er onderdoor kan glippen, geeft het kind door dat eerst gespannen toekeek en begint te huilen. Via graspollen met hei naar de andere kant van het hek waar de dieren staan, pink likt kalf, stier staat een eindje verderop langs het draad zachtjes te brullen.

Hij loopt voorop, een kronkelend pad af langs de bosrand, ik zag het kale rondje op zijn hoofd, het begon te schemeren, maan scheen door de takken, ik hoorde een uil in het bos. Op de parkeerplaats aten wij een energiereep, aan een chique picknicktafel. We moesten nog wel een eindje lopen, terwijl het donker werd, er kwam een auto zonder verlichting aangereden op een kruizing met een landweg. Ik was geneigd om weg te duiken, maar de nieuwsgierigheid won het van de angst. Een boswachter stapte uit en gaf ons geen bon, wel een waarschuwing, ‘ja maar we werden opgehouden door een paar Hooglanders’. ‘Voortaan eerder van huis gaan’, en toen hij weg was ‘ik hou zo van wandelen in het donker’. In Velp stond de trolleybus, lijn 1 klaar om te vertrekken, tot Arnhem Velperpoort.

Drys

Een pas op de plaats: terug kijken en vooruit zien. Op donderdag 19 maart voorzag ik niet dat Drys twee dagen later in Otterlo terecht kwam. Het ging heel snel: op vrijdag heb ik met Fredie van de Hollandse Smousen gesproken over mijn moeite met hem: een boeren hond in een stadse omgeving. Dezelfde dag nog kwam Wilma langs om kennis te maken, en de volgende dag heb ik Drys daar gebracht, met Fiona in de auto. Die woont nu in een afgelegen huis aan een zandweg, bij een fijne familie met nog een hond en een poesje. Aan de overkant van de weg is een hondenlosloopgebied waar hij zijn sociale hart kan ophalen. Ik geloof dat hij daar thuis hoort! Ik loop weer met Ayla, de bruine labrador van Annie, elke donderdag: zij blij en ik ook. Er is veel gebeurt sindsdien: een sombere periode waarin ik het leven opnieuw heb uitgevonden.

Armoe

Het kost moeite om niet mee te gaan in de paniek die er heerst als gevolg van het Corona-virus onder zzp’ers. Ik heb die ervaring gehad nadat ik geen werk meer kon aannemen in de Zorg als gevolg van een medische behandeling. Dat is al weer een poosje geleden, hoop is echter nooit weg, de wanhoop ligt altijd op de loer. Dan helpt het om te beseffen hoe rijk ik eigenlijk ben, de vrijheid te waarderen om elke dag een boswandeling te maken. Ik heb tijd om boeken te lezen, te schrijven, een hond op te voeden, elke dag eten wat ik wil, te herstellen. Die paniek om centen heb ik achter me gelaten door de uitkering die elke maand wordt gestort, plus toeslagen voor de huur, en de zorg. Ik heb geen eigen huis of extreme vaste lasten, en dat is mooi meegenomen. Die armoede valt wel mee dus, al ben ik liever wat rijker.

Roken

Ik ben opgegroeid in de rookwolken van mijn vader, die graag een sigaartje opstak. Meestal hing er een grijze sluier in de kamer tot ooghoogte. Gelukkig was ie dagelijks uit werken, op kantoor waar ook stevig werd gerookt. Later kwam daar nog de sigarettendamp van mijn oudere zussen, en broer bij, lekker mee paffen, zelfs in de slaapkamers. Overal stonden asbakken, ook in de kamer die ik deelde werd gerookt, en zelf begon ik er rond mijn 12de aan mee te doen. Mijn moeder was de enige die niet mee deed, maar ze kreeg wel het advies van de huisarts om af en toe een filtertje te gebruiken, tegen de stress. Die stonden in zo’n zilverwerken kokertje op de salontafel, door ons opgerookt, ‘ma, jij kunt helemaal niet roken’. Guus rookte Drum, Marijke Winner en Ans Samson, onderscheid moet er zijn. Ik ging half zware Van Nelle roken, uiteindelijk twee pakjes per week, wat ik allang niet meer doe, Camel Light, een derde pakje per dag, ben aan het afbouwen.

Travestie

Mijn vader liep altijd in een pak, met stropdas, maar droeg ook graag vrouwenkleren, op feestjes en partijen, met zijn feestneus op, viool en oom Gerrit op de banjo. Hij kookte graag en zorgde altijd voor de hapjes bij de borrel, was beroemd vanwege zijn lekkere slaatjes en droomde van een cateringbedrijf. Verder was hij zeer onhandig, wel goed in formulieren invullen, wat ie graag deed in ruil voor klussen. We hebben daar nooit een probleem van gemaakt, maar ik weet wel dat het een beetje raar werd gevonden. Ik mag daarentegen als vrouw wel in mannenkleding lopen, het voorrecht van de vrouw.

Gender

Als kind speelde ik graag met poppen, klom in bomen, bouwde hutten en speelde met de racebaan van mijn broer. Mijn dikke bos rode krullen werd regelmatig kort geknipt, en werd dan vaak voor jongen aangezien. Mijn moeder zei: elk kind is anders, dankjewel ma, ik ben niet helemaal gezwicht voor de sociale druk, dankjewel Pipi Langkous, jij deed ook meer dan de meisjesdingen. ‘Je speelt met poppen, je bent een meisje’, offe ‘je speelt met auto’s, je bent een jongen’. Iedereen heeft een mannelijke en een vrouwelijke kant, en soms is het verschil niet zo groot.

Kabouwters bestaan

Gisteren las ik een stukje in de BK-informatie – het blaadje voor beeldende kunstenaars – dat ging over ‘reizen’ hoe geweldig dat is enzovoort. Het eindigde gelukkig wel met de opmerking ‘maar misschien bent u daarentegen wel een van de gelukkigen die deze verrijking gewoon om de hoek weet te vinden’. Nog sterker, het pand tegenover mij wordt gerenoveerd. Het dak is er af gegaan en isolatie is aangebracht. De dakkapellen en dakramen zijn vernieuwd. Nou was ik er getuige van dat één van de kabouwters de laatste hoekpan bevestigde, en er een klap op gaf als op de billen. Het was een moment, dat ik helaas niet heb kunnen vastleggen. Daarom schrijf ik het op, om het niet te vergeten, zoals Cees Nootenboom zijn reizen vastlegt omdat ie anders alles vergeet.

Eten in de Lommerd

Elke derde dinsdag van de maand wordt er gekookt bij buurtcentrum de Lommerd, voor en door de buurt. Tijdens de herdenking van de Slag om Arnhem hebben wij samen gekookt en gegeten met Boost, ontmoetingscentrum voor Syrische vluchtelingen, in de Driekoningendwarsstraat. Er was een voordracht, iedereen kreeg een boekje met foto’s van de verwoesting in het Spijkerkwartier, en recepten van het menu. Rumouz Nabhan zong Syrische liederen tussen de gangen door. Het was heftig, mooi, lekker, gezellig, en voor herhaling vatbaar.

Zie https://youtu.be/1N4lGiJEnFE